Biografie

Jo Claes debuteerde in 1985 met de verhalenbundel De Stenen Toren waarvoor hij in 1986 de Prijs voor het Beste Debuut ontving. Nadien volgden nog een achttal novelles en romans, tot hij in 2002, na de publicatie van de roman Quarantaine, stopte met het schrijven van fictie.

Van 2002 tot 2008 volgde een reeks non-fictie werken over mythologie, hagiografie en iconografie. Daarnaast is de auteur gespecialiseerd in de apocriefe literatuur, de religieuze kunst en de Romeinse sagenwereld.
Thema’s die her en der opduiken in zijn recente romans.    

In 2008 verscheen De zaak Torfs, de eerste misdaadroman met de Leuvense inspecteur Thomas Berg als hoofdpersonage.

Het verhaal situeert zich tegen de achtergrond van de hedendaagse kunstvervalsing en –restauratie. In 2009 verscheen het tweede deel De blinde vlek. Ditmaal met de wereld van de archeologie als uitgangspunt, een voor de hand liggende keuze aangezien de Leuvense faculteit van archeologie baanbrekend werk verricht in het Turkse Sagalassos, één van de meest belovende archeologische sites ter wereld.

Jo Claes, die er in elk interview de nadruk op legt dat hij geen thrillers schrijft maar misdaadromans, begon aan de reeks na een weddenschap met vrienden die hem uitdaagden om in Leuven een nieuwe serie moordverhalen te situeren. De auteur ging op de uitdaging in en creëerde het personage Thomas Berg die, meer nog dan het eigenlijke moordonderzoek, het onderwerp uitmaakt van de verhalen.

Lezers, meent de auteur, zijn niet enkel geïnteresseerd in het ontrafelen van een moordzaak. Hoe belangrijk een spannend plot ook is, wat vooral telt is de figuur van de speurder zelf. Het is met hem dat een lezer zich wil identificeren. Het is over hem dat hij almaar meer te weten wil komen. Vandaar dat de auteur veel belang hecht aan de psychologische analyse van het hoofdpersonage en aan het beschrijven van zijn dagelijkse bekommernissen, zijn hobby’s, zijn kleinmenselijke kanten en zijn amoureuze escapes. Dát, samen met een spannend moordonderzoek, is volgens de auteur wat elke lezer zoekt in een goede misdaadroman.

In het dagelijkse leven is Jo Claes leraar Nederlands-Engels aan het H.-Hartinstituut in Heverlee. Lesgeven is volgens hem, net als schrijven, niet zomaar een job, het is een roeping. Vroeg of laat, beloofde hij ooit in een interview, zal zijn beroepservaring ertoe leiden dat de wereld van het onderwijs de achtergrond vormt van één van zijn misdaadromans. De auteur gaat immers uit van het principe dat je een verhaal enkel met succes in een bepaalde omgeving kan situeren als je die omgeving door en door kent. Geen enkele schrijver kan het zich permitteren een beroep te doen op kennis uit tweede hand, meent Jo Claes. Zoiets voelt een lezer meteen aan. En als dat gebeurt, is de magie weg en wordt het boek ontgoocheld terzijde geschoven. De nachtmerrie van elke schrijver.


Wist u dat...

Ofschoon Jo Claes van geboorte geen Leuvenaar is, woont en werkt hij al tweederde van zijn leven in de Brabantse universiteitsstad. Dat het lot van Leuven en haar inwoners hem ter harte gaat, bewijst het feit dat hij een tijdlang in de gemeenteraad zetelde, waaruit hij evenwel na enkele jaren ontslag nam, naar eigen zeggen uit ontgoocheling en frustratie.

Leuven speelde in Claes’ vroegere romans geen noemenswaardige rol, maar dat veranderde toen hij in 2007 begon met de misdaadreeks die de Leuvense inspecteur Thomas Berg als hoofdpersonage heeft. Berg, die vroeger aan de katholieke universiteit studeerde en daarna een carrière uitbouwde bij de Brusselse politie, wordt tegen zijn zin overgeplaatst naar Leuven.

Al snel ontstaat er een haat-liefdeverhouding tussen de eigenzinnige hoofdinspecteur enerzijds en de universiteitsstad anderzijds. Berg voelt dat hij van Leuven is vervreemd, dat de stad sinds zijn studententijd een complete metamorfose heeft ondergaan en dat ze vergeleken met Brussel de mentaliteit heeft van een provinciegat. Bovendien speelt nog iets anders mee. Bergs kortstondige relatie met de veel jongere Véronique is er de oorzaak van dat hij zich voor het eerst zorgen begint te maken over zijn leeftijd, een gegeven dat door de stad nog lijkt te worden benadrukt: Nergens anders ter wereld werd je zo nadrukkelijk met je leeftijd geconfronteerd dan in een stad boordevol studenten (uit: De zaak Torfs, blz 292).

Geleidelijk aan echter vindt Berg zijn draai in Leuven. Niet in de laatste plaats omdat hij ondervindt dat een kleine stad ook voordelen heeft en dat een langzamer ritme heel wat aangenamer is dan de gejaagdheid van de grootstad. Beetje bij beetje begint hij zich thuis te voelen in zijn nieuwe woonplaats, al kan hij niet ontkennen dat hij Brussel nog steeds mist.

In de romans van Jo Claes is Leuven meer dan de achtergrond waartegen het verhaal zich afspeelt. Halfleeg en ingedommeld tijdens de zomermaanden, overbevolkt en chaotisch tijdens het academiejaar, fungeert de stad als een haast schizofrene omgeving die het hoofdpersonage het ene moment op de zenuwen werkt en het andere tot rust doet komen. Berg ergert zich voortdurend aan de verwaarlozing van het historische erfgoed, aan de laksheid van het stadsbestuur en aan de stedenbouwkundige miskleunen die het uitzicht van de stad ontsieren. Aan de andere kant geniet hij van al het moois dat Leuven te bieden heeft en legt hij zich langzaam maar zeker neer bij wat hij aanvankelijk beschouwde als een verbanning naar een provincienest.

Wie Leuven een beetje kent, ziet voor zijn geestesoog de personages door de straten lopen alsof een film zich ontrolt. Maar ook voor wie nooit een voet in Leuven heeft gezet, bieden de rake beschrijvingen van de historische binnenstad met haar middeleeuwse stratenpatroon, haar eindeloze reeks studentenkroegen en haar academische instellingen een uitstekend middel tot kennismaking met deze eeuwenoude universiteitsstad.

Opvallend aan Claes’ romans is dat de covers van zijn boeken telkens opgesierd worden door een kunstwerk uit het Leuvense. In het geval van De zaak Torfs is dat het beeld ‘De Gehangene’ van Peter Vanbekbergen; bij De blinde vlek gaat het om ‘De ontvoering van Europa’ door Rik Poot. De kunstwerken zijn niet louter om hun esthetische kwaliteiten gekozen. Op de eerste plaats verwijzen zij naar de stad waarin het verhaal zich afspeelt en daarnaast houden zij op de één of andere manier verband met de intrige.

Jo Claes koos Leuven uit als locatie nadat vrienden er hun beklag over hadden gedaan dat steden als Brugge, Antwerpen en Mechelen allemaal aan bod kwamen in de Vlaamse misdaadliteratuur, maar dat Leuven in de kou bleef staan. Volgens de auteur vormt de stad nochtans een perfecte locatie voor dit soort verhalen. Qua grootte niet meer dan een gemiddeld Vlaams stadje, overstijgt Leuven haar provinciaal karakter dankzij de universiteit, de historische rol die zij eeuwenlang heeft gespeeld en de vele duizenden studenten die er jaarlijks neerstrijken. Een beetje, vindt de auteur, zoals Oxford in Engeland. Hoe dan ook, sinds Thomas Berg zijn intrede deed in de misdaadliteratuur, staat Leuven nu eindelijk op de criminele kaart van Vlaanderen.